Faunavoorzieningen
In Nederland leven allerlei soorten wilde dieren, van enorm groot tot piepklein. Er bestaan daarom ook verschillende soorten faunavoorzieningen.
Ecoduct
Een ecoduct, wildviaduct, wildwissel of natuurbrug is een brug over een (spoor)weg. Het is is speciaal bedoeld om vooral grote dieren veilig over te laten steken. Een ecoduct is dus eigenlijk een soort natuurgebied boven een weg of spoor. Dieren worden door middel van hekken naar het ecoduct geleid. In sommige gevallen maken ook recreanten als fietsers, wandelaars en ruiters gebruik van een ecoduct.
Faunatunnel
Een faunatunnel, ook wel wildtunnel genoemd, is een andere oplossing om de verbinding tussen natuurgebieden te herstellen. Anders dan bij een ecoduct bevindt deze voorziening zich onder de weg of het spoor. Faunatunnels zijn er in allerlei soorten en maten, van een smalle buis onder een fietspad tot een twintig meter brede variant onder een grote weg. Door middel van deze tunnels kunnen zowel grote als kleinere dieren zoals konijnen, dassen en vossen, maar ook amfibieën als kikkers en salamanders veilig oversteken.
Ecoduiker
Een duiker verbindt wateren met elkaar door middel van een buis of tunnel onder de weg. Bij een ecoduiker wordt in een duiker óók een droge looprichel aangebracht. Op deze manier kunnen ook amfibieën en andere kleine dieren die niet kunnen zwemmen de ecoduiker gebruiken om een weg veilig over te steken.
Boombrug
Een boombrug is een oversteekplaats voor bijvoorbeeld eekhoorns en boommarters. Het is een touw of raster hoog boven de weg met aan weerzijde een boom. Soms wordt een portaal - een constructie waar verkeersborden aan hangen - boven de weg aangepast om deze geschikt te maken voor de oversteek van dieren.
Hop-over
De aanleg van infrastructuur kan vaste vliegroutes van vleermuizen, vogels en vlinders ernstig verstoren doordat er te weinig veilige bomen zijn om in te schuilen. Daarom worden er hop-overs aangelegd. Dat zijn voorzieningen speciaal voor onder andere vleermuizen zodat ze veilig de weg kunnen oversteken.
Maatwerk
Het is belangrijk dat dieren op een goede manier naar de faunavoorzieningen worden geleid. Zo voorkomen we dat de dieren niet alsnog op een andere plek de weg proberen over te steken. Of op een parallelle weg het risico lopen op een aanrijding. Om dieren naar een voorziening te leiden, zijn er rondom de faunavoorzieningen rasters, schermen en geleidewanden aangelegd.
Om het effect van faunavoorzieningen te vergroten, is er daarnaast rekening gehouden met de wensen van elk dier. Daarbij werd nagedacht over:
- Moet een buis vierkant of rond zijn? Uit onderzoek bleek dat de meeste dieren de voorkeur hebben voor een vierkante tunnel
- Hoe donker is de tunnel? Voor sommige dieren is het belangrijk dat er hier en daar licht in de tunnel valt.
- Welke dieren gaan van een voorziening gebruik maken? Bij de aanleg van een ecoduct heeft dat consequentie voor welke beplanting er moet worden gebruikt.
Dit alles maakt dat elke faunavoorziening maatwerk is, precies afgestemd op de dieren voor wie deze bedoeld is.
Faunavoorzieningen bij nieuwe infrastructuur
Volgens de Wet Natuurbescherming moeten betrokken partijen bij de aanleg van nieuwe infrastructuur al vanaf het begin rekening houden met ontsnippering. Nieuwe bruggen en tunnels krijgen bijvoorbeeld een extra strook groen, waardoor dieren ook van deze bouwwerken gebruik kunnen maken. Of wegen komen op palen boven een natuurgebied te liggen, waardoor dieren onder de weg door kunnen lopen.
Uitgebreidere informatie over de verschillende faunavoorzieningen en waar deze aan moeten voldoen, is te vinden in de leidraad Faunavoorzieningen bij Infrastructuur (2013) (pdf, 5.2 MB).